Technologie


In de Renaissance werd de basis gelegd voor veel moderne wetenschappelijke en technologische prestaties. Voor het eerst in duizend jaar keken wetenschappers vooruit in plaats van achterom naar wat geleerden in de oudheid als voor alle tijden vaststaand hadden opgeschreven. Met experimenten en wiskunde was alles mogelijk.

Leonardo da Vinci is een goed voorbeeld van de nieuwe wetenschapper. Hij genoot ervan dingen te bedenken die misschien ooit gewoon zouden worden en schetste schriften vol met ontwerpen voor nieuwe machines. Hij heeft van alles bedacht zoals een tank, een reddingsvest, een onderzeeër, een graafmachine, sluisdeuren voor kanalen en een door vering aangedreven voertuig. Hij ontwierp een stad waar de wegen twee verdiepingen hadden. De bovenste wegen waren alleen voor de adel, de onderste wegen voor de wagens en het ‘gewone volk’. Hij heeft zelfs ideeën bedacht om een door de mens aangedreven vliegmachine of helikopter te maken. Leonardo’s ideeën leidden zelden tot praktische uitvindingen.

 

Da Vinci was gefascineerd door het menselijk lichaam. Hij maakte er honderden tekeningen en schetsen van. Hij wilde nog meer weten van de binnenkant van de mens. Eenmaal aan het snijden wilde hij alles weten over de mens.
De mijnbouw ging in de Renaissance met sprongen vooruit door de ontwikkeling van pompen op waterkracht, om het water weg te pompen en mijngangen te ventileren en het gebruik van buskruit voor explosies.

In een andere nieuwe uitvinding, de smeltoven, kon ijzer zo heet worden gemaakt dat het vloeibaar werd en gegoten kon worden, zodat het niet meer in de gewenste vorm gehamerd hoefde te worden. Nu konden er grotere en sterkere voorwerpen van ijzer worden gemaakt, zoals de kanonskogels.

Door de verbeterde methoden in de glas- en metaalbewerking konden er allerlei handige voorwerpen worden ontwikkeld. De bril bijvoorbeeld, uitgevonden rond 1352 en betere telescopen en lenzen. Mensen konden nu voor het eerst hun haar knippen met een schaar, hun kleren vastmaken met knopen en het effect bewonderen in een ‘verzilverde’ spiegel.

In de Renaissance kwamen mensen voor het eerst te laat! Dat kwam doordat de klokken veel beter werden. Tegen 1500 hing in bijna alle grote steden een openbare klok. De pendule (kleine staande slingerklok) hebben we te danken aan Galilei. De klokken zorgden ervoor dat mensen op tijd kwamen. Er kwamen ook meer nieuwe hulpmiddelen voor zeelui, bijvoorbeeld het geometrische kompas. Veel van deze instrumenten kwamen uit de Duitse stad Neurenberg, dat het centrum voor de ontwikkeling en fabricage van wetenschappelijke instrumenten werd.

Leonardo's stad.

Pendule